Pagina's

donderdag 20 mei 2010

afsluiting door Anita



Erik haalde het al aan; als je een wandeling als deze doet of hebt gedaan,behoort dat iets bij je los te maken. Ik heb met name een heerlijk leeg gevoel eraan over gehouden. Het was zalig om slechts bezig te zijn met de ene voet voor de andere te zetten en te weten dat er 's avonds een douche, bed en een maaltijd op je wachtten. Geen gedoe over boodschappen, wát we moeten eten etc.;slechts het wandelen bepaalt het ritme en de dag. En omdat dat wandelen in wezen alles beheerst, heb je eigenlijk geen tijd om aan andere zaken te denken. Wat me erg heeft “beziggehouden” is verbazing.

Verbazing....dat we dit avontuur aan zijn gegaan

Verbazing....dat kinderen het thuis het zo goed hebben gedaan

Verbazing....dat we zo veel lieve, leuke en bijzondere mensen zijn tegengekomen

Verbazing....dat we, in zo'n kort tijdsbestek als oude bekenden werden begroet door mede-wandelaars

Verbazing....dat we, ongetraind op dat gebied, grote hoogtes hebben beklommen en afgedaald

Verbazing....dat we half mei in de sneeuw hebben gestaan

Verbazing....dat we zo afhankelijk zijn geworden van het lopen met wandelstokken

Verbazing... dat we geen blaren hebben

Verbazing....dat we zoveel kunnen zweten

Verbazing....dat het landschap waar we doorheen zijn gelopen zo afwisselend was

Verbazing....over de ongereptheid en authenticiteit van zowel dat landschap als zijn bewoners

Verbazing....over het feit dat we eigenlijk al weer nadenken over een volgende grote wandeling

Verbazing....dat we alle weertypes hebben gehad, behalve regen

Verbazing....dat we dit weer samen hebben geklaard en er voor elkaar waren


afsluiting door Erik

20 mei.

Ergens beschrijft Nescio in Titaantjes hoe Japie in de haven van Veere over de zee zit te staren. “Versterven”, noemde Japie dit. Zo zaten Anita en ik vandaag op het strand van Robin Hood's Bay op een paar rotsen in de verte te staren.

Een kleine honderd meter naar links zag je met enige regelmaat wandelaars in complete uitrusting, trots naar de zee lopen. Ze doopten hun schoenen in het water en gooiden bijna allemaal een steentje in de zee. Dat steentje hadden ze meegenomen van het strand aan de Ierse Zee. Het is dus duidelijk geen unieke prestatie die we hebben geleverd: na ons zijn er alweer verschillenden die hetzelfde hebben gedaan.

En zo gaat het iedere dag.

Maar het is toch onze, eigen, unieke prestatie. Iedereen loopt zijn eigen wandeling; zijn eigen motieven; zijn eigen manier van wandelen; zijn eigen relatie met de mensen om hem of haar heen en zijn eigen relatie met al het natuurschoon.

Wij hebben prachtige mensen ontmoet, sommige oppervlakkig, sommige wat intensiever, maar het is een mooie ervaring dat mensen onderling, zonder bijbedoelingen, gewoon goed voor elkaar kunnen zijn: geïnteresseerd, vriendelijk, behulpzaam, terwijl je elkaar niet kent en waarschijnlijk nooit meer zal ontmoeten.

We hebben samen door het Engelse landschap gelopen, met zoveel verschillen. We beklommen bergen en hadden fantastische vergezichten; we doorkruisten dalen met veelal snelstromende beken met helder water; we liepen over eindeloze heidevelden. Het is bijna niet voor te stellen hoe in 13 wandeldagen zulke enorme verschillen in landschap mogelijk zijn.
Tony zei hierover:

“when I look at it, I can only think: this must be Gods Country”.

Zo voelt het inderdaad. We hebben soms zoekend onze weg moeten vinden, soms ook gedwaald. Het heeft veel gevraagd van onze lijven. En toch ook hier weer: soms als we aan het eind van ons latijn waren, kwam er vaak weer iets of iemand voorbij wat of die ons gewoon verder hielp. Ik denk bijvoorbeeld aan die afmattende 37 kilometer langs verharde wegen. Bij een boerenhoeve stond opeens een tafel opgesteld waarop blikjes gekoelde Cola (in ijs), chocoladerepen, fruit en een “honesty box”, zoals ze dat hier noemen: je kan hierin het verschuldigde geld doen maar er is niemand die je controleert...

En zo is de wandeling een aaneenschakeling is van gebeurtenissen en herinneringen, die verder gaan dan het maken van een wandeling. Eén van de mensen die we ontmoetten, John, een professor theatertechnieken uit Canada, vroeg me op een gegeven ogenblik wat ik had geleerd van de wandeling. Daar had ik geen goed antwoord op en het zal wel even duren voordat ik een antwoord heb...

Laat alle ervaringen eerst maar eens versterven, om weer bij Japie uit te komen. Uitkijkend over zee, zakken alle herinneringen langzaam weg. En we genieten domweg van het moment op dat ogenblik, daar op het strand van Robin Hood's Bay.

Samen...

Erik.

De laatste dag: 19 mei Egton Bridge - Robin Hood's bay

De slaap heeft Anita gelukkig goed gedaan. Ze is als eerste wakker en vol goede moed. De laatste dag ligt voor ons. Toch nog een flinke afstand van bijna 30 kilometer: we krijgen het niet cadeau.

We vertrekken om 08.30 uur uit Egton Bridge. Het plaatsje ligt in een prachtige vallei. Het wordt verdeeld door een snelstromende beek en midden in de beek ligt een eiland. Het eiland wordt niet gebruikt (er scharrelen kippen en er groeien prachtige, hoge, oude bomen). Via “stepping stones” kun je, via het eiland in de beek, naar de andere kant van het dorp komen. De stepping stones zijn erg oud: de enorme keien zijn in het midden diep uitgehold. We vervolgen onze weg door de vallei. Het is een prachtige dag en de zon schijn al volop.

Via een oude tolweg (de tarieven hangen nog tegen de gevel van het oude tolhuis), gaan we richting Grosmont. Wanneer we Grosmont naderen, horen we al het onmiskenbare geluid van de fluit van een stoommachine. Dit blijkt afkomstig te zijn van een enorme stoomlocomotief die op stoom staat te komen op het station. Of het niet genoeg is, komt er nog een 2e locomotief naast staan. Het oude station, volledig in stijl hersteld, is vol bedrijvigheid: de stoker hangt uit de locomotief en roept aanwijzingen, een perronchef drentelt heen en weer, een schoonmaker klimt uit de trein en natuurlijk staan er verschillende mannen, waaronder ikzelf natuurlijk, de machines te bewonderen en te fotograferen. Grappig is overigens ook dat de spoorbomen de treinbaan afsluiten. Wanneer de trein gaat rijden, draaien ze over de weg. Ik zag dit al eerder in Ierland. Omdat het nog een goed half uur zal duren voordat de trein vertrekt, besluiten we verder te lopen.

Opeens begrijpen we de naam Grosmont: Gros Mont, grote berg... Een steile klim waaraan geen eind lijkt te komen, volgt. De borden geven hellingen aan van 30 tot 33 %. Ook wanneer de ergste klim voorbij is, blijft de weg geleidelijk stijgen. We lopen vanzelf weer een uitgestrekt heidegebied in.

Omdat de hei nog steeds niet bloeit, kijken we weer uit over een eindeloos grauw, grijzig gebied. We lopen maar zo snel mogelijk door. Wanneer we een drukke weg zijn overgestoken, zien we iets verder in het veld de “6 giant stones” staan. Opnieuw een raadselachtig overblijfsel uit de préhistorie. Niemand weet waarom ze er staan en wat hun betekenis is. Maar ze staan er, al duizenden jaren lang en kijken uit over onze volgende bestemming: little beck wood. Overigens, de giant stones hebben niet de grootte van b.v. een stonehenge. De stenen zijn ongeveer manshoog. Enfin, little beck wood.

We hebben van te voren bekeken of de route wat zou kunnen worden ingekort: 28 kilometer op de laatste dag, hmm. Hier zou een mogelijkheid zijn: via de weg zouden we de route kunnen afsnijden maar dat betekent ook dat we dit woud links laten liggen. Na overleg besluiten we dat niet te doen: het bos moet bijzonder mooi zijn, we voelen ons fit en we zijn nog mooi op tijd. Het woud blijkt inderdaad van een enorme schoonheid. Voortdurend stroomt naast ons een beek met talloze stroomversnellingen, de bomen dragen hun nog jonge groen, overal klinken vogels. Het pad kronkelt door de vallei.

We passeren de grot van een hermeliet, die hier in de 18e eeuw leefde, we zien een waterval van een meter of 30 hoog en we eindigen uiteindelijk in een theehuis. Op het grasveld staan overal tafeltjes en hier treffen we John en Laury uit Canada weer aan. Zij hebben een full english thee voor zich staan en dat halen wij dan ook maar. We wisselen wat ervaringen uit voordat zij weer vertrekken. Met enige regelmaat komen er nieuwe wandelaars aanlopen en door velen worden we inmiddels begroet alsof we oude bekenden zijn.

We hijsen ons weer in de benen en vervolgen onze weg. Het woud is zo'n beetje op zijn einde en zo lopen we opnieuw, tegen de heuvel op, een heidegebied in. Hier dreigen we na enige tijd toch nog de route kwijt te raken. Het veen blijkt erg zompig en op enig moment zijn we het pad kwijt en bevinden we ons in een zeer drassig terrein. De truc is om niet stil te gaan staan, dan zak je onmiddellijk weg, maar door te lopen. Desalniettemin worden onze schoenen flink modderig. Na enige heroriëntatie, vinden we het pad weer.

Het is nu even flink doorstappen voordat we in Hawsker zijn: de laatste plaats voor Robin Hood's bay! We lopen uiteindelijk over een typisch engels caravanpark: oerlelijke groene en witte sta-caravans in eindeloze rijen, we draaien een laantje in naar links...

en daar is de Noordzee...

Om 16.00 uur, na ruim 300 kilometer wandelen, staan we aan de Noordzee. De zee is heiïg, heel toepasselijk: we vertrokken immers aan de Ierse Zee ook in de mist. We staan boven aan de klif en we genieten.

We hebben het gehaald.

Hierna volgt nog een flinke wandeling over de kliffen (1 ½ uur lopen) voordat we eindelijk Robin Hood's bay zien liggen. We zijn moe, bezweet, zitten onder de vliegen (die in hele zwermen rondom ons heen cirkelen), maar we zijn er! We besluiten om eerst naar de B&B te gaan (daar komen we n.l. vrijwel direct langs). Nadat we ons hebben opgefrist: douchen, schone kleren, lopen we verder het dorp in. De weg kringelt omlaag en omlaag.

Robin Hood's bay blijkt een prachtig, oud dorp te zijn wat direct aan de zee ligt. Het doet ons, wat betreft de sfeer, denken aan Mont Saint Michel. Op het strand verrichten we rituelen die bij de aankomst horen: we wassen onze wandelschoenen in het zeewater, ik gooi mijn steen uit de Ierse zee in de Noordzee (Anita wil haar steen behouden) en Anita gooit het water uit de Ierse zee in de Noordzee.

We gaan naar “Wainwrights bar”, welke direct bij de strandopgang ligt. Hier treffen we Toni en Eddy. Met hen vieren we de aankomst door gezamenlijk te eten en onze ervaringen uit te wisselen. Een mooi eind aan een prachtige wandeling.

18 mei: Lion Inn - Egton Bridge

Van de Lion Inn naar Egton Bridge.


Na een lekkere, maar korte, nachtrust vertrekken we na het ontbijt voor de volgende etappe. Het is dit keer gelukkig geen lange afstand (zo'n 18 km.) en we kunnen het ons permitteren wat later (9.00) te vertrekken.

Het weer is prima; de zon schijnt volop. Vervelend is dat de route begint met het lopen langs een drukke weg. Het verkeer raast langs ons heen. Als we dan ook nog een afslag missen, lijkt dat het lot van deze dag te bezegelen.

De goede afslag is snel weer gevonden en we wandelen de uitgestrektheid van de heidevelden weer op. Omdat deze dag niemand haast blijkt te hebben zie we iets wat we nog niet eerder hebben meegemaakt; groepjes wandelaars die picknickend langs de kant van het wandelpad zitten.

De wandeling van vandaag vind ik deprimerend; zoals gezegd grote stukken over de hei, langs asfaltwegen en over één enorme lange zandweg. Er lijkt geen eind aan te komen. Uiteindelijk schieten we bij het dorpje Glaisdale het dal in en komen we via een wonderschoon bos met eeuwenoude steppingstones om 15.00 bij ons verblijf voor vannacht aan.

Het Horseshoe Hotel ligt in een glooiende vallei, direct aan de route en ziet er uit alsof het deel uitmaakt van een filmdecor. De landlord lijkt op een plaatselijke,goedmoedige Don Corleone en het interieur is gezellig ouderwets.

Eenmaal op onze kamer slaat de vermoeidheid van de afgelopen dagen toe en val ik tot het avondeten in 'n diepe slaap.Van de prins geen kwaad, ben ik me niet bewust van het feit dat het bagagetransport deze dag niet werkt zoals het zou moeten. Normaliter is de bagage al gearriveerd als we aankomen, zodat je na een lekkere douche andere en schone kleding kan aandoen. Dat blijkt vandaag niet het geval; Erik's bagage komt even voor 18.00 aan en die van mij pas om 19.30. Erik is dan al de hele tijd bezig geweest, samen met de landlord, om dit te regelen. We besluiten in het hotelletje wat te eten,eindelijk te gaan douchen en dan lekker te gaan slapen.

17 mei: Osmotherley - Lion Inn



Van Osmotherley naar de Lion Inn.

De landlord vertelde ons hoe we aansluiting konden vinden bij het C2C pad, maar eerst wilden we Osmotherley nog wat beter bekijken.

Het plaatsje is feitelijk in de 18e eeuw ontstaan doordat de eigenaar van een vlasmolen en vlasverwerkingsbedrijf, de arbeidershuisjes liet bouwen. Hiervoor waren er al een kerk, een handvol huisjes en ongetwijfeld een pub, door de ingreep vanuit de vlasmolen, werd het plaatsje opeens veel groter. Het resultaat blijkt een prachtig harmonieus geheel van kleine cottages en winkeltjes te zijn.
De kerk en het kerkhof liggen midden tussen de huizen (de meeste huizen kijken met hun achterzijde feitelijk uit over het kerkhof). We zagen de winkel van familie Thompson, die de winkel al sinds 17nogwat beheert (en nog steeds doet); de pub Catharina (naar Catharina van Aragon, de eerste vrouw van Hendrik VIII), waar het zou spoken. Na een goed half uur (want zo groot is het niet), liepen we het dorp uit.

De landlord had ons aangegeven dat we na de 2e “cattlegrid” naar rechts moesten. We hadden vergeten te vragen hoe lang dat ongeveer duurde, want dat bleek een goed uur lopen te zijn. Ondertussen slaat de twijfel toe.

Vertrouwen, Zwart, vertrouwen...

De 2e cattlegrid kwam inderdaad in zicht en daar kwam van de andere zijde... Tony met zijn kleinzoon de berg af klauteren. We liepen een tijdje met elkaar op, maar Tony had blijkbaar haast (hij liep erg snel), dus we lieten hen weer gaan. We begonnen aan de eerste beklimming van vandaag. Een top van bijna 500 meter. Het uitzicht was er ook naar: we keken een eindeloze diepte in van boerenland, stadjes, dorpjes en zo voort. Op de top liepen we door een uitgestrekt heidegebied.

Nadat we de top hadden beklommen, moesten we al snel weer afdalen naar de diepte van het dal beneden ons, om vervolgens opnieuw een top te moeten beklimmen, welke ongeveer net zo hoog was als de vorige.

Dit bleek zich tot 6 keer te herhalen. De beklimming was steeds behoorlijk steil, de afdaling idem dito. Ik kan jullie melden, dat put behoorlijk uit. Ondertussen leek de voorspelde zonneschijn van vandaag zich niet door te zetten: donkere wolken dreven over en er kwam soms een klein spatje uit. We hadden de regenkleding niet meegenomen, dus hielden onze vingers gekruist...De derde beklimming was nogal spectaculair: vlak bij de top hield het pad op en zagen we enorme rotsen voor ons opdoemen: we moesten ons hier een weg doorheen hijsen. Vlak voor ons zagen we Tony en zijn kleinzoon, maar toen we boven waren, waren ze alweer vertrokken. Na de een na laatste beklimming en afdaling (we hadden het uitzicht nu wel gezien en werden steeds vermoeider), vonden we een bankje en ploften uitgeput neer. Achter ons kwamen de drie Nederlandse mannen die we al eerder hadden ontmoet, de berg afdalen en terwijl we met hen spraken, kwam vanuit het bos aldaar een Canadees echtpaar (wat we wel al enkele keren hadden gezien, maar geen contact mee gehad) aanlopen. Zij vertelden dat ze om deze top heen waren gelopen, via het bos...

De Nederlandse mannen bleken hier ergens een slaapplaats te hebben: wij moesten nog door: een laatste beklimming en dan geleidelijk, via een enorm heidegebied afdalen richting onze overnachtingsplaats.

Het heidegebied doorkruisten we via een oude railweg. De rails waren natuurlijk weggehaald, maar het enorme (zand?) lichaam waarop de weg had gelopen, lag er nog. Het was een mooi pad geworden, dwars door het heidegebied heen. Een prettige afwisseling na het vele klimmen en dalen eerder deze dag. De zon brak door en het werd warm. We moesten nog ruim 2 uur lopen en na een uur treedt een nieuw verschijnsel in: verveling. We waren moe, na de tocht van gister (37 km) en vandaag opnieuw 32 km, het heidegebied, mooi maar op een gegeven ogenblik geloof je dat wel en dan wordt het domweg doorbijten: stap, stap, stap, stap, …, …

Na 1 ½ uur gebruikten we ons laatste water. De herberg (die midden in het heidegebied moet liggen) was nog niet in beeld. Achter ons kwam het Canadese echtpaar aanlopen. Zij hadden ook last van de afstand en de uitzichtloosheid. We liepen samen verder op en dat bleek een goed idee. Al pratend doorbraken we de eentonigheid en na een straf half uur doorstappen, zagen we, om een bocht, opeens in de verte de herberg op de top van een heuvel liggen.

Het duurde niet lang of we zaten aan ons verdiende glas lokale bier. We deelden met elkaar de maaltijd en toen vertrokken Anita en ik naar bed. Het bed kraakte, maar lag heerlijk. Morgen een korte dag en alweer de voorlaatste etappe voordat we woensdag de Noordzee zullen zien.

16 mei: Richmond - Osmotherley



We weten dat we vandaag een lange afstand (38 km.) moeten lopen, daarom hebben we gisteren een tijdsplanning gemaakt. Zo weten we of we, verdeeld over de dag,  een beetje op schema lopen of dat we b.v. een tandje harder moeten gaan.

We willen om 7.30 van start, maar dat wordt een half uur later,omdat er nog afgerekend etc. moet worden. De eerste kilometers gaan echter vlot en dat halve uur lopen we makkelijk in. Het landschap is glooiend, beekjes stromen er door heen, we zien eekhoorns en konijnen die voor onze voeten wegschieten. Het weer is wederom prima; mager zonnetje en goede looptemperatuur (14 graden). In Bolton-on-Swale staat een prachtig kerkje met een mooie begraafplaats. We maken wat foto's en drentelen dan weer door door de weilanden. Het lijkt een beetje op het lopen van het Pieterpad. I.p.v. de gebruikelijke schapen staan er nu ook koeien in de wei.

We lopen goed op schema. Dát verandert op het moment als blijkt dat de geasfalteerde weg waarop we lopen ruim anderhalf uur onze route zal bepalen. Op asfalt lopen is niet prettig, helemaal niet als je al van te voren ziet hoe de weg zich door het landschap slingert. Kortom de route wordt saai en eentonig. Eenmaal weer van de weg af het weiland in, worden we met grote regelmaat geteisterd door zwarte vliegen. Het loopt niet prettig. Erik wordt moe, het aantal hekken wat over moet worden geklommen lijkt toe te nemen; kortom we zijn blij als we de Inn in Danby Wiske zien. Tijd voor een paar grote cola's en wat rust. Voor velen is deze Inn het rustpunt tussen Richmont en Osmotherley of Ingleby Cross. Wij gaan in één keer door naar Osmotherley.  Even buiten het dorp nog wat eten en dan weer door.

De route gaat weer over geasfalteerde wegen en later door weilanden. Een boer over wiens erf we  doorgang hebben heeft een tafeltje met frisdrank en snacks staan. Het geld ervoor kun je in een potje achterlaten. Niet veel later zien we een drietal Engelsen: een man met getatoeerde kuiten en 2 dames.

Eén van hen loopt op één schoen en een sok. Dat zal niet makkelijk lopen. Even later gaan we van de officiële route af .

Om in Osmotherley te komen heeft Sherpa (onze vervoersorganisatie) een alternatieve route bedacht. We lopen lang in onzekerheid of we wel de goede route te pakken hebben; de aanwijzingen zijn summier. Als blijkt dat we goed gaan, komt het volgende kritieke punt. We moeten dwars door de velden richting A19 die we, geloof het of niet, dienen over te steken. Aanvankelijk gingen we er vanuit dat het een provinciale,rustige weg zou zijn, maar het geluid van een heuse snelweg bereikt ons al snel. Het betreft een vierbaansweg met in het midden een berm.

We zullen moeten oversteken !

Doodeng en onverantwoord !

Maar we doen het; er is geen andere oplossing. Eenmaal aan de overkant zijn we boos op Sherpa en besluiten we hen een mail te sturen over deze idiote situatie.

Maar we zijn er nog niet; moe als we inmiddels zijn, klimmen we nog door een bos omhoog en moeten we door hooggelegen weilanden naar het pittoreske dorpje Osmotherley. We zijn het spuugzat en Erik heeft 't gevoel dat hij op een blaar loopt. “Vane” House, onze BandB is snel gevonden, de kamer is klein, maar ziet er goed verzorgd uit. Totdat we neerploffen op het bed...zeer zacht matras !
De lunch van vandaag eten we op bed op.. we hebben geen puf om er nog op uit te gaan. Het bed ligt beroerd. Jammer, een goede nachtrust hadden we goed kunnen gebruiken.

zaterdag 15 mei 2010

Engelse gewoonten

Engelse gewoonten.

Met veel plezier doorkruisen we al enige tijd Engeland. Het land is ook zo plezierig omdat er Engelsen wonen. Ze lijken op ons, Hollanders, maar pas op: schijn bedriegt. Dit volk denkt en acteert anders als dat wij doen. Daar kom je goed achter wanneer je korte tijd zo intensief met hen wordt geconfronteerd.

We noemen enkele zaken die ons zijn opgevallen:

1.  Ongeacht waarom of waarover, blijf vooral voortdurend de ander bedanken. Ook als volstrekt onduidelijk is dat een “thank you” op zijn plaats is. Engelsen doen dit ook, voortdurend en uitputtend: ik vraag de weg naar het toilet en ik word bedankt door degene die mij uitleg geeft; ik vraag om een extra mes voor mijn kaasplateau en ik word bedankt; ik loop zonder iets te kopen een winkel uit  en ik word bedankt, etc. Buigen is niet nodig, het is vooral een talig volk,

2.  Praat in understatements. Zeg dus vooral niet wat je denkt. Als je denkt: wat een godskolere, zware wandeling is dit, zeg dan: “the walk is sometimes a bit rough, isn't it?” Een Engelsman begrijpt je en slaat acuut een andere weg in: hij heeft genoeg gehoord. Een Hollander die iets dergelijks in de wandelgids leest, begint opgewekt aan de wandeling: hij zal meevallen, dat staat immers in de gids... Andere instinkers: “a pretty, easy walk”; “a nice walk through the countryside”; “a bit of climbing won't exhaust you”

3.  Engelsen houden van formaliteiten. Ga dus nooit in een restaurant zomaar aan een tafel zitten, ook al is het restaurant uitgestorven. Vraag altijd, altijd, altijd, of er een tafel beschikbaar is. Soms vergisten wij ons. In Keld liepen we b.v. direct door naar de “dining room”. De eigenaresse kwam ons verschrikt achterna:”Have you being shout in?” Dit “inshouten” bleek een alom bekend begrip. Je bestelt in dat geval aan de bar wat je wilt eten; je neemt een biertje en je wacht totdat iemand je komt halen. Dan pas krijg je een tafel toegewezen,

4.  Alhoewel de “full breakfast”: bacon, eggs, saussage, beans, tomatoes, black pudding (bloedworst), fried toast (dit is géén toast, maar in de pan gebakken brood: moddervet) als keuzemogelijkheid wordt aangeboden, wordt het beslist niet begrepen wanneer je de keuze afwijst. Werkelijk iedereen verorbert hier iedere ochtend het complete Engelse ontbijt. Ik heb het na drie dagen opgegeven en beperk me tot de cereals (corn flakes e.d.) en toast. Ik word dan ook door iedereen voor gek versleten. Maar dat word je als Hollander toch al snel,

5.  Je wordt onmiddellijk herkend als Nederlander en dus kom je van the continent. Het continent wordt nog steeds door vele Engelsen diep gewantrouwd. Als we vertellen dat we via de chunnel naar Engeland zijn gekomen, gruwen ze: “the gateway for terrorism”. Ik vertel meestal maar niet dat ook terroristen al zeker 50 jaar het vliegtuig nemen en Engeland de grootste luchthavens van Europa heeft,

6.  De biercultuur is hier ongekend. Wat een enorme rijkdom aan, vooral, lokale brouwerijen. Dat weten ze en daar zijn ze trots op. Smalend wordt verhaald over ervaringen in Nederland waar bier alleen “pilsner” blijkt te zijn (en dan ook nog meestal dat ondrinkbare Heineken). Onbegrijpelijk vindt de Engelsman dit en, eerlijk gezegd, dié begrijp ik nu opeens weer heel erg goed!

een rustdag in Richmond




Een rustdag in Richmond.

Vanuit onze hotelkamer zien we Richmond in het dal liggen. De stad wordt gedomineerd door een enorm kasteel, althans, dat wat er van over is. Een Donjon en indrukwekkend hoge, gedeeltelijk ingestorte muren rond een open ruimte. Het kasteel torent hoog boven de rivier Swale, welke we al sinds Keld min of meer volgen. Aan de oostzijde strekt zich de stad uit.

Voor deze regio een redelijk grote stad. Ze zal niet meer dan 25.000 inwoners tellen. Het centrum is klein maar sfeervol. Een plein rondom een kerk waaraan verschillende andere gebouwen zijn vastgeplakt. Het plein loopt sterk schuin af. Toch bleek er vandaag een markt te zijn opgebouwd. We bestuderen de etalages en lopen enkele winkels in. Iets voorbij het centrale plein vinden we een stadspark waarin de ruïne van een kerk.

Wederom het visitekaartje van de heer Cromwell. Ook dit voorheen Franciscaner klooster is grondig door hem en zijn manschappen vernield. Een bord geeft uitleg. Het vertelt dat de Franciscaner orde in de tijd van Cromwell corrupt was geworden en de enorme rijkdom van de kloosters het volk ernstig stoorde. Dit blijkbaar min of meer als vergoelijking van de vernieling van het klooster: mij word niet duidelijk of ook de kloosterlingen die hier woonden, in corrupte rijkdom leefden. Ook had ik nooit begrepen dat de vernieling van de katholieke kloosters in Engeland een volksaangelegenheid was. Ik heb altijd de indruk gehad dat hier vooral manipulerende machtige heren hun kans zagen en hebben gegrepen. Toch eindigt het verhaal met de opmerking dat de stad veel aan deze monniken te danken heeft gehad want ze hebben de stad, na het terugtrekken van de Romeinen (die hebben hier ook nog gezeten), feitelijk geheel opgebouwd.

Een schrale troost.

We gaan op zoek naar het lokale museum en worden hier persoonlijk door een vriendelijke man naar toe gebracht als we het niet goed kunnen vinden. De ontvangst in het museum is bijzonder hartelijk: twee hoog bejaarde dames bemensen de kassa en geven ons uitgebreid uitleg over de opzet van het museum. Natuurlijk verwachten we geen topstukken, maar een lokaal museum als dit, geeft vaak een bijzonder reliëf aan de streek.

Het museum toont ons de reden waarom Richmond in de 19e eeuw rijk werd: lood. Uit de heuvels in de omgeving werd lood gehaald. Dat werd voor van alles gebruikt, onwetend als men was over de bijzonder giftige eigenschappen van dit metaal. Het was natuurlijk een makkelijk te bewerken metaal: zo'n beetje met de hand te buigen. Om die reden komt echter ook gemakkelijk allerlei gevaarlijk spul vrij. Enfin, nadat het lood aan het begin van de 20e eeuw werd vervangen door andere (minder gevaarlijke) materialen, was het snel gedaan met de welvaart van de streek:het grootste deel van de bevolking vertrok naar Amerika.

Ook lees ik het boeiende verhaal van Robert Hey. Deze man ontwikkelde geheel in zijn eentje een methode voor de bemanning van een duikboot om uit de duikboot te ontsnappen nadat het was gezonken. Hij bood het de marine aan, maar deze zag het nut er niet van in. Toen hij later in de krant las over de bemanning van een Amerikaanse duikboot die was ontsnapt met speciale reddingsvesten met zuurstof, was Hey ervan overtuigd dat ze zijn methode hadden gepikt. Een lange, treurige strijd om erkenning volgde. Het museum toonde dagboeken, brieven, processtukken, en zo voort. Boeiend gegeven toch hoe mensen soms vast kunnen lopen in een dergelijk traject. Hey kreeg nooit erkenning. Uiteindelijk trok hij in een caravan door Engeland om op stadspleinen demonstraties te geven van zijn ontsnappingsvest. Hij stierf uiteraard in eenzaamheid en volledig verbitterd, ergens in de jaren '30 van de 20e eeuw. Goed, een beetje erkenning voor deze man in het museum van Richmond.

Ook zagen we nog de studio opzet van “All creatures great and small” (de avonturen van de dierenarts Herriott).

Al met al, een bezoek waar je vrolijk van werd. We dwaalden nog even over een bijzonder oude kerkhof en constateerden maar weer eens dat de heimwee naar vroeger toch wat vals is: het aantal kindergraven uit de 19e eeuw is ongekend groot. Ook de volwassenen werden veelal niet oud: gemiddeld een jaar of 40. Goed, bij de wasserij bleek onze was weer gedaan. We bestelden ons ontbijt voor 7.00 uur. Morgen een lange mars voor de boeg: 40 kilometer. We gaan maar vroeg slapen.

vrijdag 14 mei 2010

reisgenoten

Onze reisgenoten.

Gedurende de tocht zijn we voortdurend mensen tegengekomen die met ons de C2C route liepen. Omdat de lopers overnachtten in kleine gehuchten, met vaak slechts één of twee overnachtingsplaatsen en enkele pubs om te eten, kom je elkaar voortdurend tegen.

Hoe je hiermee om gaat, staat je volkomen vrij. Onderweg zagen we hoe zich spontaan groepjes ontwikkelden, die met elkaar verder trokken (of juist weer uit elkaar vielen). Ook waren er die zich volledig afzijdig hielden. Anderen, zoals wij, hadden de contacten gedurende avond maar tijdens de wandeling waren we samen.

De contacten waren over het algemeen spontaan, vrijblijvend en vriendelijk. We merkten al snel dat het gebruikelijk is om elkaar bijnamen te geven om elkaar te duiden. Wij, zo hoorden we, stonden bekend als “the dutch couple, who just pop up”. Naar Engelse maatstaven lopen wij namelijk langzaam, maar we komen altijd waar we moeten komen. Ook als we ingrijpend verdwaald zijn geweest.

Een overzicht van de mensen die we tot nog toe hebben ontmoet (in willekeurige volgorde):

1) Een dame die we “de dochter van Wainwright” noemden. Een pezige, bejaarde dame met een lange, grijze paardenstaart die in een ongelofelijk tempo de route door de bergen aflegde. Ze wordt, zeker door de oudere medewandelaars, herkend en met een zekere eerbied behandeld. Met ons zocht ze geen contact, behalve dat ze ons altijd vriendelijk groette,
2) De man met de gamaschen. Aan het begin van de route kwamen we hem verschillende keren tegen. Hij droeg consequent zijn gamaschen (een soort onderbeenbeschermers tegen vocht van struiken, veen, e.d.) en een grote hoed. Hij ving Anita op na haar eerste klim (deze deed ze zonder stokken, tot ieders verbijstering). Ze was uitgeput maar werd door hem vriendelijk weer op de been geholpen. We kwamen hem nog verschillende keren tegen. Een ervaren wandelaar,
3) Chris, we hebben hem al verschillende keren genoemd. Een weduwnaar (sinds een jaar, zo vertelde hij ons) die zijn pensionering aangegrepen heeft om eindelijk deze wandeling te maken. Een symphatieke kerel, op en top Engels, vooral in zijn onderkoelde humor. Een einzelgänger, die het contact met ons duidelijk toch op prijs stelde,

4) Rambo. Een pezige, stoere kerel. Hij had een enorme rugzak op, een tent in zijn ene hand en vaak nog een tas in zijn andere. Hij liep niet snel, maar wel achter elkaar door. Als hij ons passeerde maakte hij altijd een vriendelijk praatje, wat voor ons volstrekt onverstaanbaar was,
5) De oudere echtparen. Hiermee bedoelden we twee echtparen die met elkaar de route liepen. Zeer vriendelijke mensen. Bijzonder was dat één van de beide heren eerder een flinke hartaanval had gehad en dat hij nu weer in staat was om deze flinke inspanning te verrichten.
6) Er waren nog twee oudere echtparen waar we minder contact mee hadden. We kwamen, op weg naar Grasmere, één van deze echtparen tegen en toen bleek de man flinke ademhalingsproblemen te hebben. Hij was een groot liefhebber van Wordsworth (Engels poeet), die woonde in Grasmere en daar begraven ligt. Toen Anita en ik later in Grasmere zaten te lunchen, zagen we deze man voorbij komen. Of ze de route hebben afgemaakt, weten we niet: we hebben ze hierna niet meer gezien,
7) De Australiër. Kleine, bijzonder pezige man. Liep alleen de C2C en deed dat in een onvoorstelbaar tempo. Met name bergopwaarts leek hij te huppelen,

8) Uiteraard Tony en zijn gang: die zijn uitgebreid beschreven in de blog,
9) Een jong stel die ik de dieseltrein noemde. Liepen altijd pal achter elkaar in een onverstoorbaar tempo. Leken niet met elkaar te spreken en ontweken ieder contact met anderen,
10) Moeder en zoon: onze interpretatie. De zoon droeg de rugzak en moeder liep in een heel laag tempo met hem mee. Wel een bijzonder vriendelijke vrouw met veel aandacht voor anderen.
11) Met enige regelmaat kwamen we een groepje Nederlandse mannen tegen. Het duurde even voor we van elkaar in de gaten hadden dat we Nederlands waren. Ze liepen in een flink tempo en we zwaaiden vriendelijk naar elkaar.

Nog vier loopdagen te gaan. Omdat wij morgen een rustdag hebben, is het onwaarschijnlijk dat we bovenstaande mensen nog tegenkomen. Mogelijk in Robin Hoods' bay. We hopen in ieder geval dat al deze mensen de reis hebben kunnen volbrengen.

14 mei: Reeth - Richmond

14 mei: Reeth – Richmond

Ik begin mijn verslag met ons diner van gisteravond.

Zoals door Anita gemeld, waren we spontaan door Tony uitgenodigd. We hebben Tony al verschillende keren tijdens onze reis kort ontmoet. Een kleine, bejaarde man (ergens achter in de 70) met spierwit haar, een enorme neus en een wat wankele manier van lopen. Tony loopt in een groepje met Paddy, Virginia en Eddy. Eddy is de kleinzoon van Tony. Ze hebben Paddy en Virginia (een jong stel uit Londen) in St. Bees ontmoet. Omdat noch Tony, noch Eddy enig idee hadden over hoe ze een kaart moesten lezen of een routebeschrijving interpreteren, lopen ze de tocht met Paddy en Virginia.

Blijkbaar nodigt Tony iedere dag alle wandelaars uit voor het diner, als hij de kans krijgt, want wanneer we in de afgesproken pub aankomen, blijkt ook nog een Engels stel aan te schuiven. We schuiven dus met 8 man aan tafel. Het wordt een leuke avond. Ik vraag Tony waarom hij ervoor kiest om op zijn leeftijd deze wandeling te maken. Hij vertelt dat hij al járen geleden over de C2C had gehoord. Sindsdien probeerde hij steeds om vrienden zover te krijgen de tocht met hem te maken. Amerikanen zijn geen wandelaars, bovendien is het enige wat zijn leeftijdgenoten in Amerika interesseert: “vitamins, health en that kind of horror. When they're 10 minutes talking, I only want to go out...” Voorjaar 2009 is Tony (hij woont in Ohio) op bezoek bij familie in Florida en daar treft hij zijn kleinzoon Eddy. Als hij langs zijn neus weg aan Eddy vraagt of hij misschien de tocht met hem wil maken, reageert Eddy, tot Tony zijn verrassing: “Sure, why not?”. Tony valt even stil en merkt dan op: “Therefor, this journey has now something very special for me: walking with my grandson”. Hij vervolgt lyrisch over zijn ervaringen: “When I'm standing on the top of a mountain, looking around, I can only think...this must be Gods country”

Ook Eddy (18) zijn verhaal is boeiend. Hij merkt lachend op dat hij en zijn opa nooit praten over dat wat komt, maar alleen over wat ze hebben gedaan (…). De hele wandeling is voor hem één grote ontdekkingsreis: het eten, het wandelen, de Engelse cultuur, de contacten, alles is nieuw voor hem en wijkt volledig af van wat hij in Amerika gewend is.

We blijven niet te lang hangen, want we merken 's avonds dat we onze slaap hard nodig hebben. We verblijven deze nacht in “the Buck hotel”. We vinden het één van onze mindere onderkomens, maar het bed slaapt prima.

De volgende ochtend ontbijten we in een ongezellige ruimte. We gaan maar snel op weg. De wandeling van vandaag is eigenlijk de eerste die niet alleen als “quiet” en “easy “ wordt omschreven, maar ook zo door ons wordt ervaren.

We volgen verschillende valleien en kuieren over boerenland. Het landschap heeft een parkachtig karakter. Het is de fameuze “English countryside” zoals het in nostalgische engelse series graag wordt getoond aan de wereld. Ik kan nu melden: het bestaat. Je moet wel de mitrailleursalvo's (militair oefenterrein) die we de hele ochtend horen wegdenken, alsmede de RAF die op verschillende momenten laag met een supersonisch vliegtuig door het dal suist, maar als je dat lukt, dan loop je in een sprookje. We passeren een priorij, welke natuurlijk vakkundig door de heer Cromwell is afgebroken en beklimmen de 375 treden van de “Nuns steps”. De Nuns steps zijn omringd door maggi-planten en alles ruikt naar maggi.

Zo, kuierend door het land, komen we bijna als vanzelf aan in Richmond, onze volgende verblijfplaats. Het is de grootste plaats die we passeren tijdens onze reis. Het centrum is prachtig. Alles wordt gedomineerd door de donjon van het kasteel. Het kasteel zelf is een ruïne, maar de Donjon staat nog fier overeind.

We besluiten eerst wat te eten en te drinken in een coffeeshop (in Engeland wordt hier gewoon koffie verkocht), alvorens ons naar ons hotel te begeven: dat ligt een stukje buiten het centrum. Nou, dat laatste klopt: het ligt inderdaad slechts een paar honderd meter buiten het centrum. De beschrijving meldt alleen niet dat die paar honderd meter steil omhoog gaan. Maar, zoals we al vaak hebben ervaren: de ontvangst door de landlady, een oudere dame, is zo hartelijk; de kamer zo ruim met zo'n prachtig uitzicht over Richmond, we zijn die klim al snel weer vergeten.

Richmond



We zijn in Richmond, de grootste plaats tijdens de c2c.

Morgen een rustdag en nu een capuccinno met een muffin (large).

donderdag 13 mei 2010

13 mei van Keld naar Reeth

13mei: Keld.....Reeth

Vanmorgen ontbeten met een prachtig uitzicht op de heuvels rondom ons. De hoteleigenaar heeft vroeger bij de RAF gediend en heeft daarom een aantal jaren in Maastricht gewoond. Hij is erg trots op de weinige Nederlandse woorden die hij kent ("Godverdikkie"). Met een "tot
ziens"nemen we afscheid van hem.

Vandaag kunnen we kiezen uit een aantal routes naar Reeth toe. Wij besluiten om de route door het dal van het riviertje de Swale te doen. Veelal dalen en onderweg genieten van watervalletjes en de geluiden van vele vogels en schapen. De rivier moeten we in principe aan onze rechterhand houden. Dat lukt aardig, totdat we moeten kiezen uit 2 paden; beide lopen aan de linker (dus goede kant) van de rivier. We kiezen, zoals even later blijkt, voor het pad dat ons omhoog leidt. Dus toch klimmen, vandaag !

Boven op de top komen er sms'jes binnen die gisteren al verstuurd blijken te zijn. Het zijn nare berichten. Chewy, één van onze katten, vermagerde de laatste week zienderogen, at en dronk
niet meer. Gisteravond bleek hij zeer kortademig en spuugde bloed. Met Oma is Mirte naar de d.d. dierenarts geweest,maar deze kon eigenlijk niets meer doen. Een ruimte-innemend proces in Chewy's long was al zover gevorderd dat alleen een spuitje verder lijden kon voorkomen. En dat is
gebeurd vannacht om kwart voor 2.

Op zo'n moment is het rot om zover weg te zijn. Mirte was vanmorgen nog erg van slag en staande op zo'n bergtop in Engeland kun je dan niet zoveel doen. Wel waren we trots op de kinderen, zoals ze elkaar hebben geholpen. Gelukkig komt vriendin Maartje de rest van de dag naar haar toe.

Dit alles drukt wel een stempel op de dag; het lijkt wel alsof we na deze tijding ook steeds de verkeerde beslissingen nemen. Van het stijgende pad lopen we uiteindelijk wel weer naar de rivier, maar in een dorpje nemen we wederom een verkeerde weg. Een stevige klim doet ons belanden op een uitgestrekt weideveld; we zien niets anders dan gras en twijfelen of we wel op de goede weg zitten. We besluiten om de eerste de beste weg naar beneden te nemen om toch maar bij de rivier uit te komen.

Op weg daar naar toe komen we langs een bar waar we even wat drinken. Geen alcohol, dus dat verklaart niet waarom Erik, als we de wandeling hervatten, opeens plat op z'n gezicht valt ! De wandelstokken blijken zijn redding; daardoor wordt zijn val geremd, maar het voorkomt niet dat
hij op knieën en gezicht terecht komt.

Gelukkig geen uiterlijke schade en innerlijk, ach daar zit altijd al een steekje los !

Het pad langs de rivier vinden we langs een alternatieve route terug en dan begint een eindeloos lijkende wandeling naar Reeth. Vlak voor het dorp treffen we Amerikaanse Tony en zijn kleinzoon en Paddy en Virginia, beiden uit Londen. Dit groepje heeft elkaar 3 dagen geleden tijdens de C
to C leren kennen en omdat beide Amerikanen de kaarten niet goed konden lezen, zijn Paddy en Virginia met hun mee blijven lopen. Tony nodigt ons spontaan uit voor het diner van vanavond in de "Black Bull".

Inmiddels zijn we gearriveerd bij onze plek voor vannacht "Buck Hotel". Een grote kamer, een groot bed, een douche in het bad waarbij, als Erik het douchegordijn niet ín het bad hangt tijdens het douchen de hele badkamervloer blank komt te staan.



verslag van 11 en 12 mei

11 mei: Shap.......Kirkby Stephen
Moe, maar voldaan na de lange dag van gisteren, zijn we gisteravond naar bed gegaan rond 21.00 uur en direct in slaap gevallen.

Gisteren, tijdens de ontvangst in deze B&B, vreseljk gelachen óm en met een Engelse gast. Tijdens het drinken van de thee en het eten van de scones waarop de landlady ons trakteerde, kwam het gesprek op Nederandse gerechten. We vertelden Chris, een Engelsman, over onze erwtensoep. Erik voegde daar aan toe dat er in de erwtensoep een varkenskop zit waarmee de soep getrokken wordt. Waarop Chris, heerlijk onderkoeld, opmerkt: “That must be quite a bowl !” We lagen alledrie dubbel !

Vanmorgen om kwart voor 8 ontbijt met porridge (échte havermoutpap) voor Anita en een lichter fruitontbijt voor Erik. Op den duur gaat het Engelse zware ontbijt namelijk tegenstaan. De landlady blijkt een ware gastvrouw; alles is tot in de puntjes geregeld en past perfect bij elkaar. Ze verwacht wel van de gasten dat ook díé precies de schoteltjes en diverse schaaltjes gebruiken als waar zij ze voor bestemd heeft. Daar zijn wij ( léés Erik !) toch weer een beetje te veel boer voor ! Als de packed lunch die we hebben besteld ook nog eens op een schaal wordt opgediend met de plastic zak ernaast waar het in kan worden gedaan, gillen we van binnen allebei ! Maar, het was een prima ontbijt en met de lunch zit het dus ook wel snor !

De wandeling vandaag is een lange (zo'n 34 km.). Met het Lake District achter ons lijkt het gedaan met het échte klimwerk. We lopen vandaag over uitgestrekte glooiende heidevelden, we komen langs diverse archeologische sites en we maken heel veel kilometers.

Wat opvalt is dat de C to C-route door veel mensen wordt gelopen. We komen de afgelopen dagen steeds dezelfde mensen tegen; de meesten natuurlijk Engels, een groepje van 3 Nederlandse mannen en een groepje van 4 Amerikanen. Omdat ieder in z'n eigen tempo loopt, zie je elkaar soms tijdens het pauzeren of 's morgens of 's avonds in de B&B. Onderweg vraag je elkaar hoe het gaat en 's avonds in het hotel komen alle verhalen over de wandeling zelf of die van de volgende dag. De Engelsen die wij tegenkomen blijken ware wandelaars; hun tempo is hoog, ze gaan net zo makkelijk de heuvels en bergen op als dat ze er af gaan en.....ze blijven maar “ouwehoeren”. In de verte hoor je ze al aan komen kwetteren en omdat ze vlugger lopen dan wij, kun je het hele gesprek volgen. We laten ze vaak maar al te graag voorbij gaan. Het pad dat we moeten lopen is veelal al platgetreden door de velen die ons voor zijn gegaan. Makkelijk te volgen dus. Tóch moet je blijven opletten; er zijn vele wandelroutes en je kunt zomaar het verkeerde (platgetreden) pad volgen. Eén beschrijving tijdens de route van vandaag luidt dat een lange weg van 5 km. door de heidevelden moet worden gevolgd. Verstand op nul dus maar ! Daardoor missen we jammer genoeg een afslag en dat betekent dat we zo'n 20 minuten voor Jan Doedel hebben gelopen. Op zo'n grote afstand als vandaag, kun je dat niet hebben. Daarbij is de geasfalteerde weg over de heidevelden onafzienbaar lang, hij daalt en hij stijgt en er komt geen end aan. Duidelijk zo'n gevalletje van “waren we er maar !” De asfaltweg maakt plaats voor een weg door de velden om uit te komen bij een vervallen spoorweghuisje en een prachtige oude stenen brug. In de verte een mooi, buiten gebruik geraakte, spoorviaduct. Op de wegbewijzering staat Kirkby al aangegeven, dus we krijgen weer moed. Twee hoge beklimmingen zijn echter “killing” en niet goed voor het gemoed. Erik heeft last van zijn voeten en vermoedt enkele blaren. Hij loopt daardoor niet in z'n ritme en verliest per minuut meer humeur. Anita krijgt strikte orders hem niet te fotograferen als hij in al z'n ellende over hekjes,muren etc. moet klimmen. (hahaha ; tóch gedaan !)

Kirkby laat gelukkig niet snel meer op zich wachten; de eerste B&B in het dorp is die voor ons. Wederom een zeer gastvrije dame die ons opwacht met versgebakken scones en een pot thee. De kamer is stijlvol met een heerlijk groot spijlenbed. We ploffen erop neer,nemen een warme douche, bellen Koen nog even en besluiten de boterhammen van de lunch als diner te gebruiken. We blijven in bed en slapen om 20.00 als rozen !

12 mei: Kirkby Stephen – Keld
Als ik wakker word voel ik alle gekende en nog niet eerder gekende spieren en spiertjes in mijn lijf. Natuurlijk probeer ik soepel overeind te springen, maar die poging eindigt in een bizarre kramp. Met name in mijn rug verzet alles zich tegen een nieuwe wandeldag.

Die dag is weliswaar een “piece of cake” in vergelijking met gister (aldus de beschrijving), maar inmiddels ken ik die pieces of cake van de Engelsen...

Als een stokoude man kleed ik me aan en geleidelijk begint het leven in mijn lijf terug te keren. Wanneer we naar de ontbijttafel lopen is er geen mens meer die me meewarig aan hoeft te kijken: ik loop weer als een kievit (hoe lopen die eigenlijk?). Na een “continental breakfast” (ik kan geen engels ontbijt meer zien: te vet, te veel) en wat fruit, nemen we de lunch box in ontvangst en gaan op weg.

Kirkby Stephen staat bekend als een mooi plaatsje. Helaas loopt er wel een zeer drukke autoweg dwars door heen. De geveltjes zijn echter aardig, er is een banking machine (voor kabouters want ik moet ongeveer op mijn knieën) en Anita kan enkele ansichtkaarten kopen. Haar dag kan dus niet meer stuk en dat scheelt als het op mijn dag aankomt.

Wanneer we het dorp uitlopen, komen we Chris tegen. Een Engelsman uit de buurt van Londen. We komen elkaar al verschillende dagen tegen in de B&B of tijdens de route. Chris heeft de eigenaardige gewoonte om aan het begin van de dag verkeerd te lopen en daar was hij ook vandaag alweer mee bezig. We overleggen wat over de te volgen route en we komen er samen wel uit. Chris zet zijn ons inmiddels bekende tempo er in en al snel is hij over de heuvelrug verdwenen. Ook wij lopen het dorp nu uit en laten ons inhalen door de verschillende groepjes die ons achterop lopen.

Anita heeft het al gemeld: het zijn echt bijzonder aardige mensen, die Engelsen, maar ze praten en praten en praten en praten...

Enfin, we moeten ook vandaag beginnen met een flinke klim: de 9 standards. We hebben we 9 steenhopen (want dat zijn het) gister al tijdens de wandeling als een ravelige rand op de bergrug gezien waar we nu tegen oplopen. Niemand weet wat het zijn (ja, steenhopen, duh), wat de bedoeling ervan is. Maar ze stammen uit de prehistorie en wanneer je er eindelijk naast staat (na een klim van zo'n 1 ½ uur), raak je toch onder de indruk. Ze staan op een plek met een  bijzonder weids uitzicht over de omgeving. Je hoort niets anders dan de wind (de groepjes vertrokken net toen wij aankwamen). Het is op een bepaalde manier een intensieve ervaring. Maar het was ook berekoud: de wind woei hard uit het noord oosten en er kwam opnieuw sneeuw mee naar beneden.

Omdat we over de heuvelrug moesten lopen in een open vlakte, trokken we onze extra kleding aan, deden de handschoenen aan, Anita deed haar sjaal om haar hoofd en ik zette mijn hoed op. Het was echt nodig want we voelden dat we snel afkoelden. We proberen zo snel mogelijk door de vlakte heen te komen, maar dat valt niet mee: het is een veengebied en voortdurend moeten we zeer drassige stukken zien over te steken. Er is geen duidelijk pad: ergens aan het eind staat, als héél klein stipje, een zuil van gestapelde stenen: dáár moeten we heen. Bij de zuil begint een flinke afdaling, nog steeds door “boggy land”. Op een gegeven ogenblik naderen we de “black hut”, aldus de routebeschrijving. Een hut die door iedereen gebruikt kan worden om even te schuilen. Het is inmiddels 13.30 uur dus we besluiten hier onze lunch te gebruiken.

Dat is mazzel: we zitten nog maar net en het begin dan echt goed te sneeuwen en te hagelen. We wachten tot de bui over is en dalen verder af. We komen uiteindelijk in Ravenseat: een verzameling van enkele boerderijen. Eén van de boerderijen belooft ons thee, chocolademelk, scones en andere lekkernijen, dus daar denken we geen seconde over na. De boerin blijkt een symphatieke, hoogzwangere dame. Ze is geïnteresseerd in ons verhaal en ze lacht wat verlegen als ik opmerk dat ik haar herken van de BBC-documentaire over het C2C-pad. “Oh mine, I am even recognized in Holland.”

De chocolademelk en verse scones (met zelfgemaakte jam), bevallen natuurlijk prima. Dat geldt ook voor een jonge terriër die ons met zijn treurige ogen een flink deel van de scones afhandig wist te maken. Hierna is het laatste stuk van een uur zo gepiept. De wind is gaan liggen, de zon schijnt voorzichtig en we wandelen hoog boven een prachtige vallei waardoor een snelstromende beek loopt met verschillende watervallen. Zo lopen we Keld binnen.

We zijn nu op de helft van de route. We hebben een goed glas bier (uiteraard weer een lokale brouwerij) verdient...ja, ja, Anita dronk sinaasappelsap. Vers, uit een flesje... moet ze maar bier drinken.

In de routebeschrijving hadden we gelezen dat er in Keld nauwelijks eetgelegenheden zijn. Daarom besluiten we onze lunch box maar ten dele te gebruiken en een en ander voor de avond te bewaren. Dit is op zichzelf geen probleem: ook de lunch boxes die we meekrijgen zijn zo omvangrijk, dat we er dagen mee verder kunnen. Het hotel waar we verblijven, Keld Lodge, blijkt echter net nieuwe eigenaren te hebben, die ook een keuken hebben geopend. En wat voor een keuken. Ik waag me aan verschillende lokale gerechten: stiltonpaté (van kaas dus); lever en uien en een Keld lemon “twist”. Het was een godenmaal. Anita begon met champignons in de knoflooksaus; kip in knoflooksaus en een desert zonder knoflook.

Ik lig vannacht met mijn hoofd onder mijn kussen.(Dat is wel zo rustig; dan hoor ik 't gesnurk niet ! - anita :))

De verschillende verblijfplaatsen.
Halverwege de tocht een kort overzicht van de verschillende overnachtingsplaatsen.
1. St. Bees: Fairladies Barn Guesthouse. De ontvangst was vriendelijk maar zakelijk en kort. Zo ontdekten we pas de volgende ochtend dat een lunch box de voorafgaande avond besteld had moeten worden. De kamer was schoon maar erg klein: er paste precies een bed in. De douche/ toilet was ook klein. Het ontbijt was prima.
2. Ennerdale: Fox & Hounds. Prachtig antieke herberg. Ruime kamer, idem dito sanitaire ruimte. Door verbouwing, konden we niet in het hotel zelf dineren. Ontbijt wel in het hotel, dit was prima.
3. Stonethwaite: Stonethwaithe farm. De enige B&B zonder eigen sanitaire ruimte. De farm zelf is erg oud zodat ik (Erik) in ieder geval voortdurend gebukt moest lopen om te voorkomen dat ik mijn hoofd stootte. Het bed was ook te klein voor mij. Kamer was klein: er paste precies een bed in. Alles was wel schoon en de landlady was zakelijk maar vriendelijk. Ontbijt was prima.
4. Chestnut Villa. Is nog maar net van start gegaan. Ligt wel iets uit het centrum, maar dat was goed te doen (10 minuten lopen). Alles is tot in de puntjes geregeld. Zeer vriendelijke landlords (Mike en Richard). De beloofde WIFI werkte niet en dit konden beiden ook niet oplossen. Alleen ontbijt en dit was prima. Kamer schoon en redelijk ruim (evenals sanitair), maar ook nogal koud door enkele beglazing.
5. The White Lion Inn. Weer een klassieke pub met ook enkele kamers. Kamer was schoon en voldoende ruimte. Eten in de pub een belevenis. Heerlijke ambiance.
6. Brookfield Guest house. Wordt gerund door een alleenstaande dame die alles perfect heeft georganiseerd. Begrijpt niet altijd goed dat haar organisatie niet direct de jouwe is. Wel een bijzonder vriendelijke en innemende dame die alles doet om het haar gasten naar de zin te maken. Eten is goed en veel, erg veel.
7. Jolly Farmers: wordt gerund door een vrouwenhuishouden, zoals de landlady het omschreef: zij en haar drie dochters. Heeft het erg druk en maakt dit ook regelmatig kenbaar. Wel vriendelijk. Kamer was schoon. In sanitaire ruimte lag vloerbedekking, zodat het nogal muf rook. Ontbijt was prima.




woensdag 12 mei 2010

9 standards





1 van de raadselen uit de prehistorie: 9 steenhopen boven op de berg.

De wind en het uitzicht. Wat een tocht, prachtig.

dinsdag 11 mei 2010

Uitgeput



Vandaag gewandeld van Shap naar Kirkby Stephen. Het landschap bleek dramatisch veranderd: een glooiend land, vol boerenbedrijven, mn schapenhouderijen. Met enige regelmaat staken we een heidegebied over. De track van vandaag was 34 km. Die paar hoge heuvels lagen natuurlijk op onze route. Toen we rond 19.00 aankwamen, waren we uitgeput. Ook hier echter een warme ontvangst met thee en scones. Later meer uitgebreid verslag.