Pagina's

zaterdag 15 mei 2010

Engelse gewoonten

Engelse gewoonten.

Met veel plezier doorkruisen we al enige tijd Engeland. Het land is ook zo plezierig omdat er Engelsen wonen. Ze lijken op ons, Hollanders, maar pas op: schijn bedriegt. Dit volk denkt en acteert anders als dat wij doen. Daar kom je goed achter wanneer je korte tijd zo intensief met hen wordt geconfronteerd.

We noemen enkele zaken die ons zijn opgevallen:

1.  Ongeacht waarom of waarover, blijf vooral voortdurend de ander bedanken. Ook als volstrekt onduidelijk is dat een “thank you” op zijn plaats is. Engelsen doen dit ook, voortdurend en uitputtend: ik vraag de weg naar het toilet en ik word bedankt door degene die mij uitleg geeft; ik vraag om een extra mes voor mijn kaasplateau en ik word bedankt; ik loop zonder iets te kopen een winkel uit  en ik word bedankt, etc. Buigen is niet nodig, het is vooral een talig volk,

2.  Praat in understatements. Zeg dus vooral niet wat je denkt. Als je denkt: wat een godskolere, zware wandeling is dit, zeg dan: “the walk is sometimes a bit rough, isn't it?” Een Engelsman begrijpt je en slaat acuut een andere weg in: hij heeft genoeg gehoord. Een Hollander die iets dergelijks in de wandelgids leest, begint opgewekt aan de wandeling: hij zal meevallen, dat staat immers in de gids... Andere instinkers: “a pretty, easy walk”; “a nice walk through the countryside”; “a bit of climbing won't exhaust you”

3.  Engelsen houden van formaliteiten. Ga dus nooit in een restaurant zomaar aan een tafel zitten, ook al is het restaurant uitgestorven. Vraag altijd, altijd, altijd, of er een tafel beschikbaar is. Soms vergisten wij ons. In Keld liepen we b.v. direct door naar de “dining room”. De eigenaresse kwam ons verschrikt achterna:”Have you being shout in?” Dit “inshouten” bleek een alom bekend begrip. Je bestelt in dat geval aan de bar wat je wilt eten; je neemt een biertje en je wacht totdat iemand je komt halen. Dan pas krijg je een tafel toegewezen,

4.  Alhoewel de “full breakfast”: bacon, eggs, saussage, beans, tomatoes, black pudding (bloedworst), fried toast (dit is géén toast, maar in de pan gebakken brood: moddervet) als keuzemogelijkheid wordt aangeboden, wordt het beslist niet begrepen wanneer je de keuze afwijst. Werkelijk iedereen verorbert hier iedere ochtend het complete Engelse ontbijt. Ik heb het na drie dagen opgegeven en beperk me tot de cereals (corn flakes e.d.) en toast. Ik word dan ook door iedereen voor gek versleten. Maar dat word je als Hollander toch al snel,

5.  Je wordt onmiddellijk herkend als Nederlander en dus kom je van the continent. Het continent wordt nog steeds door vele Engelsen diep gewantrouwd. Als we vertellen dat we via de chunnel naar Engeland zijn gekomen, gruwen ze: “the gateway for terrorism”. Ik vertel meestal maar niet dat ook terroristen al zeker 50 jaar het vliegtuig nemen en Engeland de grootste luchthavens van Europa heeft,

6.  De biercultuur is hier ongekend. Wat een enorme rijkdom aan, vooral, lokale brouwerijen. Dat weten ze en daar zijn ze trots op. Smalend wordt verhaald over ervaringen in Nederland waar bier alleen “pilsner” blijkt te zijn (en dan ook nog meestal dat ondrinkbare Heineken). Onbegrijpelijk vindt de Engelsman dit en, eerlijk gezegd, dié begrijp ik nu opeens weer heel erg goed!

een rustdag in Richmond




Een rustdag in Richmond.

Vanuit onze hotelkamer zien we Richmond in het dal liggen. De stad wordt gedomineerd door een enorm kasteel, althans, dat wat er van over is. Een Donjon en indrukwekkend hoge, gedeeltelijk ingestorte muren rond een open ruimte. Het kasteel torent hoog boven de rivier Swale, welke we al sinds Keld min of meer volgen. Aan de oostzijde strekt zich de stad uit.

Voor deze regio een redelijk grote stad. Ze zal niet meer dan 25.000 inwoners tellen. Het centrum is klein maar sfeervol. Een plein rondom een kerk waaraan verschillende andere gebouwen zijn vastgeplakt. Het plein loopt sterk schuin af. Toch bleek er vandaag een markt te zijn opgebouwd. We bestuderen de etalages en lopen enkele winkels in. Iets voorbij het centrale plein vinden we een stadspark waarin de ruïne van een kerk.

Wederom het visitekaartje van de heer Cromwell. Ook dit voorheen Franciscaner klooster is grondig door hem en zijn manschappen vernield. Een bord geeft uitleg. Het vertelt dat de Franciscaner orde in de tijd van Cromwell corrupt was geworden en de enorme rijkdom van de kloosters het volk ernstig stoorde. Dit blijkbaar min of meer als vergoelijking van de vernieling van het klooster: mij word niet duidelijk of ook de kloosterlingen die hier woonden, in corrupte rijkdom leefden. Ook had ik nooit begrepen dat de vernieling van de katholieke kloosters in Engeland een volksaangelegenheid was. Ik heb altijd de indruk gehad dat hier vooral manipulerende machtige heren hun kans zagen en hebben gegrepen. Toch eindigt het verhaal met de opmerking dat de stad veel aan deze monniken te danken heeft gehad want ze hebben de stad, na het terugtrekken van de Romeinen (die hebben hier ook nog gezeten), feitelijk geheel opgebouwd.

Een schrale troost.

We gaan op zoek naar het lokale museum en worden hier persoonlijk door een vriendelijke man naar toe gebracht als we het niet goed kunnen vinden. De ontvangst in het museum is bijzonder hartelijk: twee hoog bejaarde dames bemensen de kassa en geven ons uitgebreid uitleg over de opzet van het museum. Natuurlijk verwachten we geen topstukken, maar een lokaal museum als dit, geeft vaak een bijzonder reliëf aan de streek.

Het museum toont ons de reden waarom Richmond in de 19e eeuw rijk werd: lood. Uit de heuvels in de omgeving werd lood gehaald. Dat werd voor van alles gebruikt, onwetend als men was over de bijzonder giftige eigenschappen van dit metaal. Het was natuurlijk een makkelijk te bewerken metaal: zo'n beetje met de hand te buigen. Om die reden komt echter ook gemakkelijk allerlei gevaarlijk spul vrij. Enfin, nadat het lood aan het begin van de 20e eeuw werd vervangen door andere (minder gevaarlijke) materialen, was het snel gedaan met de welvaart van de streek:het grootste deel van de bevolking vertrok naar Amerika.

Ook lees ik het boeiende verhaal van Robert Hey. Deze man ontwikkelde geheel in zijn eentje een methode voor de bemanning van een duikboot om uit de duikboot te ontsnappen nadat het was gezonken. Hij bood het de marine aan, maar deze zag het nut er niet van in. Toen hij later in de krant las over de bemanning van een Amerikaanse duikboot die was ontsnapt met speciale reddingsvesten met zuurstof, was Hey ervan overtuigd dat ze zijn methode hadden gepikt. Een lange, treurige strijd om erkenning volgde. Het museum toonde dagboeken, brieven, processtukken, en zo voort. Boeiend gegeven toch hoe mensen soms vast kunnen lopen in een dergelijk traject. Hey kreeg nooit erkenning. Uiteindelijk trok hij in een caravan door Engeland om op stadspleinen demonstraties te geven van zijn ontsnappingsvest. Hij stierf uiteraard in eenzaamheid en volledig verbitterd, ergens in de jaren '30 van de 20e eeuw. Goed, een beetje erkenning voor deze man in het museum van Richmond.

Ook zagen we nog de studio opzet van “All creatures great and small” (de avonturen van de dierenarts Herriott).

Al met al, een bezoek waar je vrolijk van werd. We dwaalden nog even over een bijzonder oude kerkhof en constateerden maar weer eens dat de heimwee naar vroeger toch wat vals is: het aantal kindergraven uit de 19e eeuw is ongekend groot. Ook de volwassenen werden veelal niet oud: gemiddeld een jaar of 40. Goed, bij de wasserij bleek onze was weer gedaan. We bestelden ons ontbijt voor 7.00 uur. Morgen een lange mars voor de boeg: 40 kilometer. We gaan maar vroeg slapen.