Pagina's

vrijdag 14 mei 2010

reisgenoten

Onze reisgenoten.

Gedurende de tocht zijn we voortdurend mensen tegengekomen die met ons de C2C route liepen. Omdat de lopers overnachtten in kleine gehuchten, met vaak slechts één of twee overnachtingsplaatsen en enkele pubs om te eten, kom je elkaar voortdurend tegen.

Hoe je hiermee om gaat, staat je volkomen vrij. Onderweg zagen we hoe zich spontaan groepjes ontwikkelden, die met elkaar verder trokken (of juist weer uit elkaar vielen). Ook waren er die zich volledig afzijdig hielden. Anderen, zoals wij, hadden de contacten gedurende avond maar tijdens de wandeling waren we samen.

De contacten waren over het algemeen spontaan, vrijblijvend en vriendelijk. We merkten al snel dat het gebruikelijk is om elkaar bijnamen te geven om elkaar te duiden. Wij, zo hoorden we, stonden bekend als “the dutch couple, who just pop up”. Naar Engelse maatstaven lopen wij namelijk langzaam, maar we komen altijd waar we moeten komen. Ook als we ingrijpend verdwaald zijn geweest.

Een overzicht van de mensen die we tot nog toe hebben ontmoet (in willekeurige volgorde):

1) Een dame die we “de dochter van Wainwright” noemden. Een pezige, bejaarde dame met een lange, grijze paardenstaart die in een ongelofelijk tempo de route door de bergen aflegde. Ze wordt, zeker door de oudere medewandelaars, herkend en met een zekere eerbied behandeld. Met ons zocht ze geen contact, behalve dat ze ons altijd vriendelijk groette,
2) De man met de gamaschen. Aan het begin van de route kwamen we hem verschillende keren tegen. Hij droeg consequent zijn gamaschen (een soort onderbeenbeschermers tegen vocht van struiken, veen, e.d.) en een grote hoed. Hij ving Anita op na haar eerste klim (deze deed ze zonder stokken, tot ieders verbijstering). Ze was uitgeput maar werd door hem vriendelijk weer op de been geholpen. We kwamen hem nog verschillende keren tegen. Een ervaren wandelaar,
3) Chris, we hebben hem al verschillende keren genoemd. Een weduwnaar (sinds een jaar, zo vertelde hij ons) die zijn pensionering aangegrepen heeft om eindelijk deze wandeling te maken. Een symphatieke kerel, op en top Engels, vooral in zijn onderkoelde humor. Een einzelgänger, die het contact met ons duidelijk toch op prijs stelde,

4) Rambo. Een pezige, stoere kerel. Hij had een enorme rugzak op, een tent in zijn ene hand en vaak nog een tas in zijn andere. Hij liep niet snel, maar wel achter elkaar door. Als hij ons passeerde maakte hij altijd een vriendelijk praatje, wat voor ons volstrekt onverstaanbaar was,
5) De oudere echtparen. Hiermee bedoelden we twee echtparen die met elkaar de route liepen. Zeer vriendelijke mensen. Bijzonder was dat één van de beide heren eerder een flinke hartaanval had gehad en dat hij nu weer in staat was om deze flinke inspanning te verrichten.
6) Er waren nog twee oudere echtparen waar we minder contact mee hadden. We kwamen, op weg naar Grasmere, één van deze echtparen tegen en toen bleek de man flinke ademhalingsproblemen te hebben. Hij was een groot liefhebber van Wordsworth (Engels poeet), die woonde in Grasmere en daar begraven ligt. Toen Anita en ik later in Grasmere zaten te lunchen, zagen we deze man voorbij komen. Of ze de route hebben afgemaakt, weten we niet: we hebben ze hierna niet meer gezien,
7) De Australiër. Kleine, bijzonder pezige man. Liep alleen de C2C en deed dat in een onvoorstelbaar tempo. Met name bergopwaarts leek hij te huppelen,

8) Uiteraard Tony en zijn gang: die zijn uitgebreid beschreven in de blog,
9) Een jong stel die ik de dieseltrein noemde. Liepen altijd pal achter elkaar in een onverstoorbaar tempo. Leken niet met elkaar te spreken en ontweken ieder contact met anderen,
10) Moeder en zoon: onze interpretatie. De zoon droeg de rugzak en moeder liep in een heel laag tempo met hem mee. Wel een bijzonder vriendelijke vrouw met veel aandacht voor anderen.
11) Met enige regelmaat kwamen we een groepje Nederlandse mannen tegen. Het duurde even voor we van elkaar in de gaten hadden dat we Nederlands waren. Ze liepen in een flink tempo en we zwaaiden vriendelijk naar elkaar.

Nog vier loopdagen te gaan. Omdat wij morgen een rustdag hebben, is het onwaarschijnlijk dat we bovenstaande mensen nog tegenkomen. Mogelijk in Robin Hoods' bay. We hopen in ieder geval dat al deze mensen de reis hebben kunnen volbrengen.

14 mei: Reeth - Richmond

14 mei: Reeth – Richmond

Ik begin mijn verslag met ons diner van gisteravond.

Zoals door Anita gemeld, waren we spontaan door Tony uitgenodigd. We hebben Tony al verschillende keren tijdens onze reis kort ontmoet. Een kleine, bejaarde man (ergens achter in de 70) met spierwit haar, een enorme neus en een wat wankele manier van lopen. Tony loopt in een groepje met Paddy, Virginia en Eddy. Eddy is de kleinzoon van Tony. Ze hebben Paddy en Virginia (een jong stel uit Londen) in St. Bees ontmoet. Omdat noch Tony, noch Eddy enig idee hadden over hoe ze een kaart moesten lezen of een routebeschrijving interpreteren, lopen ze de tocht met Paddy en Virginia.

Blijkbaar nodigt Tony iedere dag alle wandelaars uit voor het diner, als hij de kans krijgt, want wanneer we in de afgesproken pub aankomen, blijkt ook nog een Engels stel aan te schuiven. We schuiven dus met 8 man aan tafel. Het wordt een leuke avond. Ik vraag Tony waarom hij ervoor kiest om op zijn leeftijd deze wandeling te maken. Hij vertelt dat hij al járen geleden over de C2C had gehoord. Sindsdien probeerde hij steeds om vrienden zover te krijgen de tocht met hem te maken. Amerikanen zijn geen wandelaars, bovendien is het enige wat zijn leeftijdgenoten in Amerika interesseert: “vitamins, health en that kind of horror. When they're 10 minutes talking, I only want to go out...” Voorjaar 2009 is Tony (hij woont in Ohio) op bezoek bij familie in Florida en daar treft hij zijn kleinzoon Eddy. Als hij langs zijn neus weg aan Eddy vraagt of hij misschien de tocht met hem wil maken, reageert Eddy, tot Tony zijn verrassing: “Sure, why not?”. Tony valt even stil en merkt dan op: “Therefor, this journey has now something very special for me: walking with my grandson”. Hij vervolgt lyrisch over zijn ervaringen: “When I'm standing on the top of a mountain, looking around, I can only think...this must be Gods country”

Ook Eddy (18) zijn verhaal is boeiend. Hij merkt lachend op dat hij en zijn opa nooit praten over dat wat komt, maar alleen over wat ze hebben gedaan (…). De hele wandeling is voor hem één grote ontdekkingsreis: het eten, het wandelen, de Engelse cultuur, de contacten, alles is nieuw voor hem en wijkt volledig af van wat hij in Amerika gewend is.

We blijven niet te lang hangen, want we merken 's avonds dat we onze slaap hard nodig hebben. We verblijven deze nacht in “the Buck hotel”. We vinden het één van onze mindere onderkomens, maar het bed slaapt prima.

De volgende ochtend ontbijten we in een ongezellige ruimte. We gaan maar snel op weg. De wandeling van vandaag is eigenlijk de eerste die niet alleen als “quiet” en “easy “ wordt omschreven, maar ook zo door ons wordt ervaren.

We volgen verschillende valleien en kuieren over boerenland. Het landschap heeft een parkachtig karakter. Het is de fameuze “English countryside” zoals het in nostalgische engelse series graag wordt getoond aan de wereld. Ik kan nu melden: het bestaat. Je moet wel de mitrailleursalvo's (militair oefenterrein) die we de hele ochtend horen wegdenken, alsmede de RAF die op verschillende momenten laag met een supersonisch vliegtuig door het dal suist, maar als je dat lukt, dan loop je in een sprookje. We passeren een priorij, welke natuurlijk vakkundig door de heer Cromwell is afgebroken en beklimmen de 375 treden van de “Nuns steps”. De Nuns steps zijn omringd door maggi-planten en alles ruikt naar maggi.

Zo, kuierend door het land, komen we bijna als vanzelf aan in Richmond, onze volgende verblijfplaats. Het is de grootste plaats die we passeren tijdens onze reis. Het centrum is prachtig. Alles wordt gedomineerd door de donjon van het kasteel. Het kasteel zelf is een ruïne, maar de Donjon staat nog fier overeind.

We besluiten eerst wat te eten en te drinken in een coffeeshop (in Engeland wordt hier gewoon koffie verkocht), alvorens ons naar ons hotel te begeven: dat ligt een stukje buiten het centrum. Nou, dat laatste klopt: het ligt inderdaad slechts een paar honderd meter buiten het centrum. De beschrijving meldt alleen niet dat die paar honderd meter steil omhoog gaan. Maar, zoals we al vaak hebben ervaren: de ontvangst door de landlady, een oudere dame, is zo hartelijk; de kamer zo ruim met zo'n prachtig uitzicht over Richmond, we zijn die klim al snel weer vergeten.

Richmond



We zijn in Richmond, de grootste plaats tijdens de c2c.

Morgen een rustdag en nu een capuccinno met een muffin (large).